Het gaat in deze aflevering om de weg hoe de kerkganger met lijf en ziel in de eredienst arriveert. Er gaat heel wat eraan vooraf totdat de eredienst dan ook echt begint.

Het is geen dwang, het is ook geen aan enkelingen voorbehouden privilege, die de kerkganger erbij bepaald om naar de kerk te gaan. Het is een mysterieuze roepstem die een mens uit vrije keus in beweging brengt om naar een kerkdienst te gaan. Op gezette tijden, meestal op zondagochtend, komt zo een groep mensen bij elkaar in een ruimte die ingericht is voor de eredienst. Hieronder nu een aantal elementen die aan een kerkdienst voorafgaan.

Kerkgang

In dat woord zit het woordje ‘gaan’. De kerkganger gaat op weg van huis, op weg uit zijn of haar alledaagse leven naar de kerk. Of zoals Luther het omschrijft: wie honger heeft naar genade die komt om levensvernieuwing bij God te ervaren, alleen zijn er velen, met name de zelfverzekerde lieden, zo Luther, die nog geen honger naar genade hebben. In de eredienst wordt levenskracht geschonken en het leven gevierd.

Kleding

De predikant trekt een toga aan waardoor de persoonlijke stijl van kleding onder een gewaad wordt verborgen want daar gaat het tijdens de eredienst even niet om. Dat leidt alleen maar af. Vroeger ging met in het zwart gekleed naar de kerk. Die tijd is gelukkig voorbij. Het is best opvallend dat mensen zich voor een kerkdienst wel even wat netter kleden dan op een gewone dag; een oudere vrouw in een mooi kleurig mantelpakje, de jonge man in een spijkerbroek met een gestreken bloes. Ieder op zijn eigen manier! Zo laten de kerkgangers zien dat een kerkdienst niet iets alledaags is.

Klokken

Al eeuwen luiden de klokken als een uitnodiging om naar de kerk te gaan. Er waren helaas ook eeuwen dat het de lutheranen in Nederland niet was toegestaan om klokken te luiden voor hun eredienst. Het klokgelui laat in het openbaar horen dat mensen samenkomen om te bidden. De dienst is er voor allen, ook voor hen die niet (kunnen) komen.

Paaskaars

De Paaskaars brandt al als de kerkgangers binnenkomen. De brandende kaars is teken van de aanwezigheid van de Heer. Aan de paaskaars worden alle andere kaarsen (bijvoorbeeld kaarsen op de avondmaalstafel, licht dat meegaat naar de kindernevendienst, de doopkaarsen) aangestoken.

Binnenkomen

De kerkganger komt binnen en wordt hopelijk begroet door iemand, de predikant, een kerkenraadslid of een gastheer of -vrouw. Het doet een mens goed om gegroet en gezien te worden. In China maakte ik het mee dat bij de ingang van een kerk, waar honderden mensen naar de dienst kwamen, een groepje dames zat die iedere kerkganger begroetten met de woorden ‘Jezus houdt van u’. Dat vond ik een heel mooi en ook inhoudelijk gebaar. De één vindt het vervolgens prettig om met bekenden wat bij te praten de ander vindt het prettig om zich in rust voor te bereiden op de dienst en gaat in de kerkruimte zitten. In sommige kerken is er ook een plek waar men bij binnenkomst een kaarsje kan aansteken, een vorm van gebed voor iets of iemand.

Kerkruimte

Een kerkruimte is bestemd voor de eredienst, voor de ontmoeting met God. Soms wordt een aula of huiskamer ingericht voor de kerkdienst. De ontmoeting met het goddelijke heeft voor ons mensen blijkbaar een afgebakende ruimte nodig. Zelfs in de aula of huiskamer wordt er dan goed nagedacht hoe deze aan te kleden. Aan de ene kant wordt er plaatsgemaakt voor waar de mensen zitten en aan de andere kant wordt er een liturgische ruimte afgebakend waar de liturgie plaatsvindt. Daar komen alleen zij die een taak hebben in de liturgie.

Praeludium – orgelvoorspel

Het orgel gaat spelen. Dat is het moment om de gesprekken te staken en stil te worden om te luisteren. De muziek wil ons opnemen in de klankruimte en dynamiek van de dienst. Zo helpt het orgelspel de kerkganger om de eigen besognes los te laten en te beginnen met luisteren. Onder het orgelvoorspel komen ook de predikant met de anderen in de dienst meewerken de kerk binnen.

Mededelingen

De dienst staat op het punt van beginnen en dan staat de ouderling op en gaat eerst de mededelingen voorlezen. Het gaat dan grotendeels om mededelingen die niets met de ophanden zijnde dienst te maken hebben maar over wat er verder in de gemeente georganiseerd wordt. Aan het begin wordt vaak ook het collectedoel genoemd en de naam van de persoon voor wie de bloemen bestemd zijn. Dat is veelal zo gebruikelijk. Maar voor u als kerkganger lijkt dit eerder op een geheugentest. Want de vraag is dan hoeveel u hiervan na de dienst nog heeft onthouden, na alles wat u in de dienst gehoord en beleefd heeft. De mededelingen kunnen wellicht beter na de preek of eventueel na de zegen worden gedaan.

Bloemen

Heeft u zich eens afgevraagd waarom en voor wie er bloemen op de altaartafel staan? Elke dienst is in zekere zin een feest daarom brengen wij bloemen mee voor God. Want God is de gastgever van dit feest. Voor God en voor het feest zetten we de bloemen neer. Er is vervolgens het goede gebruik ontstaan om de bloemen na afloop van het feest aan iemand mee te geven of naar iemand toe te brengen die door omstandigheden niet bij de dienst kon zijn. Maar wanneer er al aan het begin van de dienst gezegd wordt voor wie de bloemen bestemd zijn dan lijkt het alsof de bloemen helemaal niet meer voor God en voor het feest dat we dat uur samen vieren bestemd zijn.

Kaarsen op de altaartafel

Deze twee kaarsen herinneren nog aan de kaarsen die aan beide zijden bij een intocht mee werden gedragen en vervolgens op het altaar werden geplaatst. Als deze niet al branden steekt de ouderling vanuit de Paaskaars de twee kaarsen op de altaartafel aan.

Handdruk

Wanneer de ouderling uitgesproken is gaat de voorganger staan. De ouderling geeft de voorganger een hand. In deze handdruk komt de betrokkenheid van de kerkenraad bij de dienst tot uitdrukking.
Na het aansteken van de kaarsen en de handdruk begint de dienst!

ds. Susanne Freytag